Vlaams minister van Gelijke Kansen Gwendolyn Rutten en federaal minister van Sociale zaken en Volksgezondheid Frank Vandenbroucke slaan de handen in elkaar om een beleid rond de overgang naar de menopauze uit te werken. In deze context organiseerden zij een ronde tafel met experten. De bedoeling is nu om met het dossier naar de bevoegde IMC's (interministeriële conferentie) te gaan, verduidelijkt Rutten.

De overgang naar de menopauze blijkt vandaag nog steeds een maatschappelijk taboe, ondanks dat elke vrouw ermee te maken krijgt. De overgang duurt gemiddeld vijf jaar, meestal tussen de 40 en 50 jaar. De mate waarin vrouwen geconfronteerd worden met klachten zoals vermoeidheid, haaruitval, concentratieproblemen of hersenmist (geheugenproblemen en een afwezigheids gevoel) verschilt van individu tot individu. 

De overgang is vaak nog zeer onbekend. In de eerste plaats bij de vrouwen zelf, maar ook bij hun partners, werkgevers en eerstelijnszorg waarmee ze in contact komen naar aanleiding van de klachten. Die onbekendheid kan op verschillende vlakken een negatieve impact hebben. Vrouwen krijgen amper de juiste diagnose. Dat leidt tot een niet- of verkeerde behandeling. Dat gebrek aan oplossingen leidt onder andere ook tot gemiste kansen in het professionele leven van deze vrouwen.

Rutten en Vandenbroucke stippelen daarom samen met experts uit verschillende disciplines paden uit om de overgang beter bespreekbaar te maken en de kennis er over te vergroten.

"We moeten als samenleving eerst een juiste diagnose stellen en de veranderingen in vrouwenlichamen erkennen. Daar wil ik samen met collega Vandenbroucke werk van maken, zodat de helft van de bevolking beter gehoord kan worden", aldus minister Rutten.

"Kennis, ervaring en toewijding zijn van onschatbare waarde voor het ontwikkelen van effectief beleid op dit gebied. We zullen de conclusies van deze rondetafel voorleggen aan alle collega's die mee verantwoordelijk zijn voor gezondheid, voor werk en voor gelijke kansen. Om er samen mee aan de slag te gaan", stelt minister Vandenbroucke.